Reflecties als participatie-adviseur: De systeemmuren van binnenuit
Als adviseur bewoners- en overheidsparticipatie bij een middelgrote gemeente heb ik aan de frontlinie gestaan van wat vaak een complexe worsteling is: hoe breng je echte participatie tot stand binnen een systeem dat daar niet vanzelfsprekend voor is ingericht? Dit wordt een vrij theoretische post, dus zet een stevige bak koffie voor je erin duikt - en laat me na afloop vooral weten hoe jij tegen deze ideeën aankijkt.
De paradox van participatie
"We willen graag dat bewoners meedenken, maar niet té veel." Deze uitspraak vat de paradox samen waarmee veel gemeenten worstelen. Er is een oprechte wens om bewoners te betrekken, maar tegelijkertijd angst voor wat er gebeurt als je werkelijk zeggenschap deelt.
Als adviseur participatie bevond ik me regelmatig in een spagaat: aan de ene kant was het mijn opdracht bewoners en andere partijen te enthousiasmeren om mee te doen, aan de andere kant moest ik hun verwachtingen managen over wat er met hun input zou gebeuren. Een oefening in het bewaren van balans.
De vele gezichten van weerstand
Weerstand tegen participatie komt vaak niet voort uit kwade wil, maar uit een opeenhoping van legitieme zorgen en ingesleten patronen:
Tijdsdruk en efficiëntie: "Als we iedereen gaan betrekken, duurt het proces twee keer zo lang."
Expertise-denken: "Bewoners missen de technische kennis om hierover mee te praten."
Representativiteit: "We horen altijd dezelfde stemmen, hoe weten we dat dit is wat de zwijgende meerderheid wil?"
Politieke dynamiek: "Als we dit traject te open maken, creëren we een podium voor oppositiepartijen." (Een fundamenteel misverstand over democratische processen en participatie waar ik weer een heel andere blog over zou kunnen schrijven)
Juridische zorgen: "Als we verwachtingen wekken die we niet kunnen waarmaken, zijn we juridisch kwetsbaar."
Elk van deze zorgen bevat een kern van waarheid. De kunst is om ze niet te gebruiken als excuus om participatie te vermijden, maar als uitgangspunt om het proces zorgvuldig vorm te geven.
Verandering begint bij het besef dat de huidige situatie niet houdbaar is (kijk ook eens naar de 8 veranderstappen van Kotter). Vaak ontstaat dit urgentiebesef echter pas na een crisissituatie: een burgerinitiatief dat vastloopt, een inspraakavond die escaleert (yikes), of een project dat vertraging oploopt door gebrek aan draagvlak. Deze momenten lenen zich vaak als goede ‘opening’ om het gesprek aan te gaan over waarom participatie essentieel is, maar ideaal is het natuurlijk niet.
Veranderkundige Rick Maurer's weerstandstheorie kan helpen inzicht te bieden waarom participatie-initiatieven nog weleens willen stuklopen. Een bekende theorie, maar voor wie het onbekend is volgt hier een korte toelichting. Maurer onderscheidt drie niveaus van weerstand:
Niveau 1: rationele weerstand - "Ik begrijp het niet" / "Ik ben het er niet mee eens"
Niveau 2: emotionele weerstand - "Ik vertrouw het niet" / "Ik voel me onzeker"
Niveau 3: culturele weerstand - "Dit past niet bij wie wij zijn" (soms ook afkeer jegens de persoon/organisatie die de verandering wilt doorvoeren).
De redenen voor weerstand die ik zojuist noemde zijn vaak een mix van deze niveaus, kijk maar:
Inzicht in deze verschillende niveaus kan helpen om je aanpak af te stemmen op de problemen waar je tegenaan loopt. Een presentatie met feiten en cijfers werkt bij rationele weerstand, maar is lang niet altijd genoeg bij emotionele of culturele weerstand. Daar heb je veelal andere interventies nodig: vertrouwen opbouwen, ruimte maken voor zorgen, stap voor stap laten zien hoe participatie kan passen binnen de identiteit van de organisatie.
We hóeven weerstand niet uitsluitend te zien als barrière, maar kunnen proberen het te zien als guide naar wat essentieel is (makkelijker gezegd dan gedaan, I know). In participatieprocessen schuilt de kunst niet in het overtuigen van anderen, maar in het creëren van ruimtes waarin verschillende waarheden naast elkaar kunnen bestaan. Deze filosofie van 'verbindend verschil' vraagt om een zekere bescheidenheid: het erkennen dat niemand – bewoner, ambtenaar of bestuurder – de volledige waarheid in pacht heeft. Het vraagt om de moed om onzekerheid te verwelkomen en de bereidheid om van perspectief te wisselen. Wanneer we inzien dat participatie niet draait om overeenstemming maar om het collectief navigeren van complexiteit, verschuift onze blik van 'krijgen wat we willen' naar 'begrijpen wat we nodig hebben'. Dit is geen gemakkelijke weg, maar wel een die leidt (of kan leiden) naar duurzamere oplossingen en diepere verbindingen. Deze inzichten brengen me bij wat ik zie als de kern van de uitdaging.
De verandering die nodig is
Ik ben ervan overtuigd dat echte participatie meer vraagt dan nieuwe methodieken of toolkits. Het vraagt om een fundamentele verschuiving in hoe we denken over de relatie tussen overheid en samenleving. Dit betekent niet dat alle besluitvorming participatief moet zijn – er blijft een rol voor representatieve democratie en professionele expertise. Maar het betekent wel dat we moeten erkennen dat veel maatschappelijke vraagstukken te complex zijn voor één perspectief of één oplossing.
Als zogenaamde inbetweener, als brug tussen systeem en leefwereld, blijf ik gemotiveerd om aan deze verandering bij te dragen. Soms van binnenuit, soms van buitenaf, maar altijd met het doel om de afstand tussen institutionele logica en menselijke ervaring te verkleinen.
Zin om daar samen met mij aan te werken? Laten we een bak koffie doen.